Geen recht om urnen van ouders te verplaatsen van een gewoon graf naar familiegraf.
In deze vordert dochter van erflaters van haar broer, zoon van erflaters, de urnen van haar ouders te mogen verplaatsen van een gewoon graf naar een familiegraf, dit omdat dit hun vermoedelijke wens zou zijn om in het familiegraf te worden bijgezet, aldus dochter.
De broer van dochter heeft zijn toestemming geweigerd onder andere omdat de andere familieleden niet instemmen met de bijzetting van de asurn van vader in het familiegraf. De rechter heeft aan deze redenering een groot gewicht toegekend. De rechter overweegt:
“Waar het gaat om een familiegraf is het voor de nagedachtenis van de overleden familieleden van belang dat binnen de familie zoveel mogelijk eensgezindheid bestaat over de overledenen die daarin worden begraven.”
Daarnaast had dochter niet voldoende kunnen bewijzen dat er een vermoedelijke wens van ouders was om te worden bijgezet in het familiegraf.
Geconcludeerd dient te worden dat bij afweging van de betrokken belangen niet kan worden gezegd dat de weigering van broer om zijn medewerking te verlenen aan het overbrengen van de asurnen van zijn ouders naar het familiegraf onevenredig is en daarom misbruik van recht vormt.
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 30 maart 2021 (ECLI:NL:GHARL:2021:3093).